11 november, 2017

Sterrenrestaurant

Als je een vrouw wil houden, moet je haar zo nu en dan eens verrassen. Dat geldt voor elke zichzelf respecterende vrouw. En zéker voor een trophee wife. Sleur en routine leiden bij deze keurgroep razendsnel naar een dure scheiding. Na maanden van hard kantoorlabeur en late thuiskomsten wist ik wat me te doen stond. Als succesvolle dertiger was de tijd rijp om mijn verveelde echtgenote, die stilaan de hotpants voor het mantelpak inruilt, naar een sterrenrestaurant mee te nemen.

Zo gezegd, zo gedaan. Dankzij een late afzegging kon ik alsnog een lunch versieren in 'Pure C', de met één Michelinster gelouterde eettent van Sergio Herman. 'Waar tattoos tot de setting behoren,' gaf de uitbaatster van een naburige B&B ons mee bij het vertrek. Klasse met een kantje af. Dat kon ik wel smaken, dacht ik.

Om zeker niet te laat te komen voor de belangrijkste lunch van ons leven, cirkelden we al drie kwartier voor het uur van reservatie als nerveuze aasgieren over de zeedijk in Cadzand. Een korte, maar hevige novemberbui later zag mijn vrouw er in haar nepbontjas als een uitgeregende zwarte raaf uit en bleek mijn haarlijn even ver geweken als de Noordzee van de promenade. Tot groot jolijt van de dagjestoeristen die zich verkneukelend in hun kaki kawees wegstopten.

Ik wilde godverdomme als King in the North met de veroverde Daenerys Targaryen aan mijn zijde het Walhalla van de belangrijke Noorderlingen betreden. Naar die glamoureuze intrede, waarbij ik al die dementerende industriëlen en hun stilaan uit de gratie vallende derde echtgenotes het nakijken zou geven, kon ik nu wel fluiten.

We overhandigden onze kletsnatte jassen aan de ingang en werden met het hoofd tussen onze schouders naar onze plaatsen geleid. De serveuse bood me voor het eerst in mijn leven een stoel aan, waarop ik met de nodige twijfels - moet mijn vrouw niet eerst gaan zitten? - neerhurkte. Stokstijf bleek ik wachten tot ze me naar de tafel schoof, wat echter niet gebeurde. Zo bleef ik een minuut lang als een levensloze potvis op het strand zitten. De loungemuziek leek even stil te vallen, tot ik mijn ellebogen op het witte tafellaken legde.

"Aperitief?" vroeg de serveuse. "Bubbels," zei m'n vrouw beslist. "Whisky," antwoordde ik. "Uiteraard," knikte de serveuse. "Wilt u straks ook passende wijnen bij elk gerecht?" "Doe maar," zuchtte mijn vrouw, voordat ik het aanbod kon afwijzen. Tot daar onze voorafspraak om enkel een glas wijn bij het hoofdgerecht te nemen en ons zeker niet aan het prijzige wijnassortissement ('we moeten allebei nog rijden') te wagen. Alcohol moest ons doorheen deze sterrenlunch loodsen.

In afwachting van het aperitief kwam een andere ober ons één bruin broodje brengen. Hij legde het in het midden van de tafel, voorzien van een korte uitleg in een zwaar Zeelands dialect. Mijn Noorse vrouw, wiens Nederlands eerder het niveau van Studio 100 benadert dan dat van Studio Herman Teirlinck, vroeg me of ik zijn uitleg begrepen had. "Niet helemaal, maar ik denk dat we gerust mogen beginnen," waarbij ik naar het ene broodje knikte.

Ze had haar mes nog niet in het broodje gezet of een andere ober kwam in grote paniek aangerend. "U kon niet wachten, nee? Hopelijk kunnen we dit nog redden." Het aangezicht van mijn vrouw schoot in hetzelfde rood als onze eerste aangepaste wijn. "Grooten honger precies," lachte mijn Aalsterse buurman, die duidelijk blij was dat niet hij de eerste fout tegen de etiquetteregels maakte. "Ze heeft deze ochtend speciaal niets gegeten om hier alles op te krijgen. Het zou zonde van het geld zijn, nietwaar," knipoogde ik naar hem. Het Brasschaatse koppel dat aan de andere tafel naast ons zat, keek ons meewarig aan en at verder in slow-motion.

Het eerste incident was maar net gesloten of we kregen bij het driedelig voorgerecht een driedelig bestek in een leren etui voorgeschoteld. Mijn vrouw, die opgegroeid is op het Noorse platteland en enkel met een hooivork overweg kan, keek vertwijfeld naar de andere tafels. "Niet kijken!" siste ik. "Ik zal van buiten naar binnen gaan, terwijl jij het omgekeerde doet. Zo heeft een van ons het toch zeker juist."

Een andere serveuse kwam de lege Zeeuwse platte oester met algen en rode biet afruimen, keek naar het bestek en zei tegen mijn vrouw dat ze de juiste volgorde moet respecteren. Gegeneeerd keek ik naar mijn Brasschaatse buurman: "Links en rechts, ze heeft er soms nog wat last mee. Dat blijkt ook uit haar stemkeuzes." Mijn toenaderingspoging tot deze conservatief  viel echter op een koude steen. "Tegenwoordig kom je echt alles tegen," zuchtte hij naar zijn vrouw.

De andere voorgerechten kwamen we gelukkig zonder kleerscheuren door. Maar toen een nieuwe ober plots met een scalpel de broodkruimels van tafel wilde vegen, viel ik door de mand. Ik stak mijn handen de lucht in en riep "Je te donne tout ce que j'ai!" De manager stond in twee tellen naast mij en vroeg of alles naar wens was. "Sorry mijnheer, maar ik kom uit een moeilijke wijk. Als ze met messen beginnen zwaaien, dan schiet ik in een kramp." Mijn vrouw begon stilletjes te snikken, waarop haar Brasschaatse buurvrouw de dédain van zich afwierp. Ze schoof naar het natte zitvlak van mijn vrouw en wreef troostend over haar rug.

De toestand stabiliseerde zich en het hoofdgerecht (heek met Zeeuwse schelpjes, aardpeer en mierikswortel) smaakte wonderwel lekker. "Neem je een foto van mij, schat, dan kan ik die straks op Instagram plaatsen?" vroeg mijn vrouw met iets wat op een glimlach begon te lijken. "Ik ben niet zeker of dat hier mag, ik heb niemand anders foto's zien nemen. Laten we tot na het dessert wachten, dan zijn we toch bijna weg," zei ik.

Ik vingerknikpte naar de serveuse en bestelde twee gewone koffies. "Eindelijk gaan we hier iets normaal krijgen. Of komen die koffiebonen ook recht uit de fucking Zeelandse natuur?" grijnsde ik naar mijn vrouw. Groot was mijn verbazing toen onze twee gewone koffies begeleid werden door een schelp. Daarin lagen verschillende lekkernijen verscholen tussen crumblekorrels die het lokale zand moesten voorstellen.

De uitleg wat je wel en niet mocht eten, ging volledig aan mij voorbij. Nietsvermoedend stak ik een zwarte steen, die een zwarte steen moest voorstellen, in mijn mond. Ik slikte...en begon te stikken. Mijn Aalsterse buurman begreep meteen de ernst van de situatie, nam me in een houdgreep en liet me de steen recht in de cognac van mijn Brasschaatse buurman uitstoten. "Je hebt mijn leven gered," stamelde ik. "Geen dank," zei de Aalstenaar. "Tijdens ons carnaval heb ik al gelijkaardige gevallen moeten behandelen."

In de lift naar de uitgang barstte mijn vrouw in tranen uit. "Wat scheelt er nu?" riep ik. "Je hebt een feestmaal van 300 euro binnen en ik leef nog." "Het is allemaal voor niks geweest," huilde ze. "Ik heb niets om op Instagram te plaatsen." Zo werd het sterrensluitstuk van een romantisch Allerheiligen-weekend een droevige lunch voor de Allerzieligsten.

01 november, 2017

Bumba is de Reus

De Reus van de Bende van Nijvel lijkt ontmaskerd. Eindelijk gemoedsrust voor de nabestaanden. Naast een robotfoto plakt er nu ook een echt gezicht op een van de gangsters die verschillende aanslagen in het bananenkoninkrijk België pleegden. Een andere gemaskerde Reus mag vandaag echter lustig verder terreur zaaien. Bumba, de 'ondeugende' clown van Studio 100. Deze bende, geleid door het meesterbrein van Gert Verhulst, maakt verkleed als kindervrienden al een decennium lang een hele generatie jonge ouders knettergek. En doodop, zodat we rond 22u 's het verstand op nul te zetten en languit in de zetel naar Gert Late Night gapen. Ik sta alvast op de rand van de afgrond. En u?

Dankzij de klassieke rolverdeling in mijn gezin staat mijn vrouw een half uur vroeger op met zoonlief Magnus. Zo krijg ik extra rust voordat ik aan een slopende werkdag begin. Maar daar denkt Bumba anders over. Vanaf dat zijn 'Maak een regenboog!' mijn slaapkamer binnensijpelt, stapelen de donderwolken zich op voor de rest van de dag. Geïrriteerd raas ik in mijn boxershort naar beneden, klaar om Bumba de mond te snoeren. Maar grijnzend kijkt zijn debiele Hollandse handlanger me aan en roept hij 'Handjes naar omhoog!'. De gijzeling is een feit. Ik kijk angstig naar m'n zoon die vol van bewondering doet wat Studio 100 ons opdraagt, daarbij lustig Bumbaaaaa! joelend. Zijn eerste verstaanbaar woordje. Het Stockholm-syndroom heeft hem zwaar te pakken.

Het is onbegrijpelijk dat Bumba overal een podium krijgt. Zijn 'wasdanau' is onmiskenbaar Antwerps dialect en tast de basiskennis Nederlands van onze jongste generatie Vlamingen aan. Verder wemelt het van de vooroordelen in zijn theatershows: Aziaten hebben spleetogen en ze eten met stokjes, en het is koud op de Noordpool. En blijkbaar glad, want Bumba en zijn debiel helpertje glijden zo nu en dan eens uit. Maar die onderbroekenhumor begrijpen onze gepamperde peuters nog niet. Die pijnlijke stilte is het enige moment waarop ik even kan ademen. Tot een rokende eskimo de lucht verziekt.

Gelukkig neemt Telenet als eerste zijn verantwoordelijkheid en stopt het vanaf januari met deze terreur tegen de ouderlijke trommelvliezen. Geen dag te vroeg. Bumba wil een hersenloze maatschappij installeren met hyperkinetische en goedgeluimde burgers, die een halfbakken Nederlands uitstoten en de wereld benaderen in achterhaalde stereotypen. Het is een geruisloze staatsgreep van Studio 100, die drijft op het onschuldige enthousiasme van onze allerjongsten. Want dat is de sleutel tot hun succes. We doorstaan dit spervuur aan vreselijke bagger, omdat het een glimlach op het gelaat van ons nageslacht tovert. Omdat we starend naar onze smartphone zelf geen gekke bekken meer trekken, besteden we het vertier uit aan een criminele bende. Met desastreuze gevolgen.

Toen ik klein was, gingen we één keer per jaar naar het circus. Daar zat ik op een knus houten bankje in een warme tent gedisciplineerd naar het spektakel te kijken, waarna ik voldaan naar huis reed op de achterbank van papa's Golf 1. De rest van het jaar bracht TikTak en een scheutje cognac in mijn Joyvalle-melk rust in mijn groeiend hoofdje en in onze woonkamer. Vandaag woont de clown permanent bij mij thuis en knettert zijn kazoo continu. Het sluiten van het rode gordijn werkt immers als een rode vod op het gemoed van Magnus, die dan begint te jammeren als een Arabische weduwe. Ontroostbaar. Tot hij nog eens mag kijken. Helemaal vanaf het begin. Zo staren we op zondag soms wel vijf keer naar 'Bumba op Reis' en mag ik de namiddagtopper in het vaderlandse voetbal 's avonds laat bekijken. Zonder geluid, als ik tegen dan nog wakker ben.

Bumba heeft mijn huis ingepalmd en mijn leven vernietigd. Wanneer ik als goede en moderne vader tijd wil doorbrengen met Magnus, weet ik dat de gemaskerde Reus er zal zijn. En blijf ik uit zelfbehoud vaak doelbewust weg. Net zoals onze ouders in de jaren '80 niet langer naar de Delhaizes durfden. Zo nu en dan droom ik dat ik tijdens Bumba op Reis van achteruit de zaal instorm en met een mitrailleur Bumba & co van de bühne maai en al te enthousiaste ouders ook van de kogelregen laat proeven. Maar dan schiet ik wakker en besef ik dat de nachtmerrie verder duurt. Wie ontmaskert Bumba? Wie houdt deze Reus weg van onze kinderen? Dat lijken me prangendere vragen dan een verjaarde za(a)k van dertig jaar geleden.